Defensie en militairen met PTSS, deel I
Als advocaat en oud-militair, zie (en zag) ik vele militairen voorbij trekken die op de een of andere manier psychische problemen aan een uitzending hebben overgehouden. Er zullen daarbij ongetwijfeld nog veel meer militairen zijn die er niets aan over hebben gehouden, maar die komen niet bij mij langs, anders dan voor een biertje.
Vooral de directe achterban vraagt mij vaak wat er dan allemaal is gebeurd, omdat de militair in kwestie er bijvoorbeeld niet over wil praten. Militairen zijn namelijk uitgezocht op een “Niet zeiken. Doorlopen” mentaliteit. Die, in mijn ogen positieve eigenschap, wordt echter een handicap als er aangegeven moet worden dat er tussen de oren iets fout gaat, of dreigt te gaan. Daarnaast kan de militair wegens operationele omstandigheden onmisbaar voor een missie zijn en dan prevaleert het dienstbelang.
Ook psychiaters gaan op een gegeven moment bij elkaar op de bank liggen als de emmer vol dreigt te lopen met de ellende van een ander, maar militairen doen dat simpelweg niet. Of te laat! Je gaat door, of zoals een marinier dan vragend opmerkt; Schijt een beer in het bos? Je klaagt niet, einde discussie. Dat maakt het uiteraard voor de hulpverlening, achterban en collega militairen erg lastig om mee om te gaan. Daarbij ontbreekt het ook vaak aan het inzicht in hetgeen de militair allemaal voor verschrikkelijke dingen meemaakt. En dat is op geen enkele wijze te vergelijken met situaties van hulpverleners in Nederland.
Om een illustratie te geven van wat een militair allemaal voor zijn kiezen krijgt, zal ik hieronder enkele voorbeelden geven.
Bosnië. “Toen we daar weer terug waren, deden we huiszoekingen. We zagen de kogelgaten en we trokken her en der een massagraf open. Toen spraken we met twee mannen, die hadden elkaars kinderen afgeslacht. De een had geen arm meer, de andere twee benen en een arm eraf, maar ze zaten samen aan de slivovitsj. Ze waren elkaar te lijf gegaan met een kettingzaag en hakbijl”.
Ethiopië. “Ik zat in een OP waar we ‘s avonds in waren gekropen. Toen ik wakker werd, dacht ik eerst dat het natte zandzakken waren, maar het bleek echter een loopgraaf die tot de nok toe gevuld bleek met lijken. We waren toen honderd kilometer in vijandig gebied en hadden bijna geen water. We hebben vier dagen lang in een lijkenlucht rondgereden.”
Vindt iemand het raar, dat als dit de ‘wereld’ van de militair is, het soms fout gaat? Dat ontbreken van psychische hulp leidt, dan wel gaat leiden tot excessen? Je zou niet eens moeten willen bezuinigen op de hulp aan deze militairen. En die hulp hoort de beste te zijn die er is.
U bent geïnformeerd en gewaarschuwd!